Jan, of het eindeloze slapen

Jan slaapt slecht, hij ziet ’s nachts de slaapfasen voorbijkomen, onafgewerkte fasen, waarin hij blijft hangen en die hem geen voldoening geven.

In de eerste fase, de boekfase, valt hij in slaap boven de vuistdikke turf die hij leest. Het boek boeit hem niet, maar hij leest het omdat het op één staat in de bestsellerlijsten en omdat al zijn vrienden het lezen. En als er iets is dat Jan haat, dan is het niet méé zijn op het vlak van boeken, film, muziek, theater …

Ingrid maakt een einde aan de boekfase door het boek uit zijn handen te nemen en het leeslampje uit te knippen.

Rilatinelabyrint

Met het donker komt de maalfase. Hij ligt, plots weer klaarwakker, naar het plafond te staren, met in zijn ene oor het snurken en knarsetanden van zijn vrouw en in het andere oor het gezoem van een late herfstmug. Gepieker en gepeins in zijn hoofd. Wat moet hij aanvangen met de aannemer die de verbouwing van hun huis heeft stilgelegd? Dan toch maar de laatste factuur betalen, ook al ramde het werkvolk een poutrel dwars door de gemeenschappelijke muur met de buren, met alle gevolgen – schadeclaims en ruzie – vandien? Jan kan niet om met dat soort mensen. Jan kan ook niet om met zijn oudste zoon. Zou hij echt een aandachtsstoornis hebben zoals het halve lerarenkorps beweert? En moet hij daarom medicijnen slikken? Ingrid zei toch dat de psychiater, bij wie ze godbetert na een wachttijd van zes (6!) maanden terecht kon, direct met Rilatine kwam aandraven. En dat terwijl hij misschien tien minuten met Jonas had gepraat. Volgens Jan is het gewoon een beweeglijke jongen. Hij kent dat soort jongens, er zat er vroeger zo eentje in zijn klas. Die kreeg dan gewoon een tik tegen zijn oren en een bank achteraan in de klas. Had niemand er nog last van. Er is dan ook geen enkele reden om zich te laten meeslepen in de Rilatinehype. We gaan vooral niet panikeren, maar wel streng en consequent zijn met het kind en over zes maanden nog eens opnieuw op consult gaan. Ondertussen bidt Jan bij nacht en ontij, hij bidt en hoopt dat zijn elfjarige niet het cascadesysteem afraast richting beerputten van het onderwijs om nooit ofte nimmer meer het hoofd boven het maatschappelijk moeras uit te steken. Waar eindigt dat? Drugs, drank, misdaad, miserie … ? Tijd voor een slaaptablet? Nee, de slaap komt wel. Maar nog één ding. Wat met Ingrid die al vijf jaar geen poot meer naar hem uitsteekt en bovendien in een andere wereld lijkt te leven dan hijzelf, een wereld zonder zorgen en zonder pijn? Die vraag brengt hem in een labyrint van gedachten en emoties waaruit geen uitweg is en dus geven zijn hersenen het op en valt hij in slaap.

Weg van de diepslaap

Hij bereikt nooit de diepeslaapfase, maar wordt door een volle blaas het bed uitgejaagd, wat nog verschillende keren die nacht zal gebeuren. Om 1u33 wordt hij een eerste keer met de neus op zijn falende gezondheidstoestand gedrukt. Onderweg naar het toilet maakt hij een mentale nota dat hij met dat plasprobleem dringend naar de dokter moet. Hij weet dat hij daar geen tijd voor heeft. Als de specialist zit, zit hij te werken. En als de specialist niet zit, dan zit hij ook te werken of is hij druk druk druk met hobby’s, voorzitterschap, engagementen of – af en toe – quality-time met de kids. Tijd voor de dokter is er dus niet en bovendien is de dokter overbodig. Dokters zijn enkel goed voor sukkelaars die zich inbeelden dat ze ziek zijn, die niet de kracht en het karakter hebben om te vechten. Mensen met depressies en burn-outs en dergelijke fantasmen. Jan is niet zo’n sukkelaar, hij is opgetrokken uit Vlaamse klei en niet gemaakt om te klagen en te zagen. En slapen doet hij wel als hij dood is.Gezondheidsproblemen zijn überhaupt geen problemen als hij er maar geen aandacht aan besteedt, en dat lukt wonderwel door te blijven doordraaien.

Naar China

Op de wc vindt hij de tijd om twee artikels te lezen in de weekendkrant van drie weken geleden. Eerst het artikel over stijgende werkloosheid in Europa en meer bepaald in de sector waar hij de nectar haalt. Het probleem blijkt te zijn dat hij te veel kost, in casu dat hij te veel verdient en te veel profiteert van ‘het systeem’. Een dertiende en veertiende maand, betaalde vakantiedagen, extra vakantiegeld, sociale zekerheid, een bedrijfswagen en -gsm, hij overdrijft rijkelijk. Vergelijk dat eens met de Chinees die zijn smartphone in elkaar knutselt, het Pakistaantje dat zijn kleding naait, de boer die zijn koffie oogst. Die mensen werken zestig uur per week, zonder morren, zonder extra’s, zonder perspectief. Goed, nu en dan pleegt er eentje zelfmoord uit wanhoop, maar wie maalt daar om? Jan vast en zeker niet. Hij moet immers ook hard zijn kas afdraaien. En daar moet iets tegenover staan, en als hij een profiteur wordt genoemd, zal hij eens stoppen met werken, zien hoe de economie dan nog draait. Vierkant natuurlijk.
In het andere artikel leest hij dat de nieuwe regering de tering naar de nering zal zetten. Hij krijgt acute buikkrampen als hij vaststelt dat hij zal kunnen fluiten naar de belastingvermindering voor het isolerend glas en de hoge rendementsketel die hij liet plaatsen. De krampen zijn totaal als hij bij de paragraaf komt over het terugbetalen van zijn groenestroomcertificaten. En hij maakt spontaan een zin met de woorden ‘gat’ en ‘kussen’ als hij leest over de kosten die hij zelf zal moeten ophoesten voor zorg, cultuur en pensioen. Hij spoelt door, hijst zijn pyjamabroek op en sloft met een wee gevoel in zijn buik terug naar bed. Daar gaat het malen over in woelen.

Restless legs

Zijn rusteloze benen verhinderen dat hij inslaapt. Hij ligt te schokken als een epilepsiepatiënt en besluit na een dik kwartier dat het zo niet verder kan. Dus stapt hij opnieuw uit bed, sluipt in het donker naar de keuken om melk-met-honing-en-een-scheut-rum te warmen en op te slurpen. Voor alle zekerheid neemt hij nog een paar fikse slokken rum rechtstreeks uit de fles, misschien brengt dat slaap. En dan terug naar zijn nest. Naar Ingrid die God-mag-weten-waarom diep slaapt. De melk en de rum helpen niet veel, of heeft hij toch even geslapen? En waarom ligt hij dan opnieuw te woelen? Te denken aan morgen, aan de vergadering die hij zal hebben met de baas. Waarover wil zij hem spreken? Over het e-mailincident? Over zijn ontslag of over het ontslag van één van zijn collega’s? Over de sfeer op kantoor die zich rond het vriespunt situeert en zijn rol daarin? Over de excelsheet waarin hij door een onoplettendheid hoeveelheden en eenheidsprijzen door elkaar haalde? Over de scans en kopies die hij voor eigen gebruik maakt? In het donker passeren verschillende scenario’s de revue. Het is tijd voor een carrièreswitch, daar is hij zich van bewust. Hij krijgt geen waardering, dat zal hij haar eens zeggen, en als hij geen waardering krijgt, dan zoekt hij die wel ergens anders. Ander en beter. Iedereen doet het, iedereen jobhopt, neemt een sabbatical, bouwt af of op, maar Jan niet. Jan is een mossel die zich vastklampt aan zijn zogezegd veilige plek. Tot hij geplukt wordt om gaar te koken met de andere mossels en een pak fijngesneden seizoensgroenten. Trouwens, over groenten gesproken. Waarom waren de acteurs in dat toneelstuk ‘Wachten op Godot’ verkleed als een prei en een selder? En vooral: waarom doorgrondt hij die symboliek niet? Zijn geest dwaalt af naar het verdere verloop van de dag, naar de afgunstige blikken van collega’s, naar het geroddel bij de koffiemachine, naar de praktische zaken van morgen, hoe hij de jongste twee op tijd op school krijgt, hoeveel moeite, gezeur en getier het nu weer zal kosten. En hij mag er niet aan denken dat hij nog boodschappen moet doen tussen het werk en het uit school halen van de kinderen, voor zes uur, voor de opvang sluit, en liefst niet weer als laatste papa. Jan weet niet hoe hij het redt, hoe hij de kinderen een uitgebalanceerde biologische maaltijd voorschotelt terwijl Ingrid met bus en trein onderweg is naar huis (géén kant-en-klaar eten heeft ze hem bezworen, we willen geen rare stoffen in die tere lijfjes pompen). En hij hoopt maar dat zij op tijd thuis zal zijn zodat hij de oudste zijn huiswerk niet hoeft te controleren, maar op tijd kan vertrekken naar de toneelvoorstelling waar hij om acht uur moet zijn. Het is bijna onmogelijk, maar het moet ook al heeft hij de voorstelling al gezien. Het moet, want belofte maakt schuld. Hij hoopt nu al dat het napraten met de vriendin niet té lang duurt, zodat hij voor het slapengaan nog zijn mails en facebook kan checken en een paar rake posts op de wereld kan loslaten. Hij weet dat de vriendin ook nu weer over het voorval zal beginnen en hij hoopt dat zij dit keer – eindelijk – zal snappen dat wat hij toen zei en deed dan wel recht uit zijn hart kwam, maar niet bedoeld was om haar te kwetsen, integendeel. En dat hij er ook niet kan mee doorgaan. De gedachten kronkelen door zijn hersenen, wat hij zal zeggen, wat hij had moeten zeggen, wat hij zou moeten zeggen en wat hij nooit zal zeggen. Met een schok beseft hij dat het morgen de vriendin haar verjaardag is. Daarom neemt hij haar mee naar toneel. Is een toneelticket wel een cadeau? Moeten er bloemen gekocht? Dat lukt nooit in de tijdspleet tussen werk, boodschappen doen en kids afhalen. Dan maar een kaartje ‘goed voor …’ en de dedain achter haar fake glimlach trotseren wanneer hij het overhandigt en meteen noteren dat hij dan nog een keertje met haar uit moet. Hij gaat pissen om dan met koude voeten weer onder de deken te kruipen en op de klokradio te zien dat het bijna tijd is om op te staan. Vlak voor de slaapfase-van-kwart-voor-zes bedenkt hij ‘Waar ben ik eigenlijk mee bezig?’ om vervolgens gewekt te worden door het nieuws van zeven uur.

Hij zou liever diep in zijn nest blijven liggen in plaats van uit bed te kruipen, maar hoor, De Plicht roept, hij moet opstaan om geld te gaan verdienen, om het bnp op peil te houden en vooral om de auto, het huis en nog een en ander af te betalen. De hernia van te veel op een bureaustoel te zitten en zijn huis zelf te verbouwen, verbiedt dat hij fluks uit bed springt. Dus komt hij ter aarde in een krampachtige rolbeweging. Via de wekkerradio komt de actualiteit tot hem. Iets over godsdienstfanatici die het leven geen lachertje vinden. Met een snel schietgebedje smeekt hij dat de wereld mag blijven draaien alvorens zich op de gang luidkeels tot zijn koters te richten met de boodschap dat het tijd is om op te staan, want dat school en smartboard niet wachten. Jan begint aan een nieuwe dag, de aanloop naar een nieuwe nacht.


© David Van Bambost

Elk gelijkenis met bestaande personen of situaties berust op louter toeval en is niet bedoeld door de auteur.